Voorspellen – de glazen bol die niemand heeft

In veel beleggingsprocessen staat het voorspellen van de waarde van effecten centraal. Op basis van thema’s, trends, verwachte ontwikkelingen op het gebied van economie, politiek en regelgeving wordt de invloed hiervan op de bedrijfsresultaten ingeschat. Door deze verwachtingen en voorspellingen mee te nemen in waarderingsmodellen maakt men een voorspelling van de toekomstige waarde van het effect. Maar hoe goed zijn we nu eigenlijk in het maken van deze voorspellingen?

Jeffrey Schumacher, CFA 11 augustus, 2020 | 13:49
Facebook Twitter LinkedIn

Onderzoek van James Montier, de kleurrijke en uitgesproken beleggingsstrateeg, asset allocatie expert en auteur van vele beleggingsboeken, heeft uitgewezen dat analisten, strategen en economen (de beleggers) simpelweg niet goed zijn in het voorspellen van de economie of bedrijfswinsten. Het lijkt erop alsof de historie geëxtrapoleerd wordt naar de toekomst, waardoor men altijd achter de feiten aan loopt.

Montier geeft hier een aantal oorzaken voor. De kern van dit fenomeen ligt volgens hem in twee factoren die nauw met elkaar samenhangen: optimisme en overmoedigheid. Deze factoren leiden tot een groter dan gerechtvaardigd zelfvertrouwen. Zo hield Montier een onderzoek onder fondsbeheerders waarin de vraag werd gesteld of zij zichzelf beter vonden dan de gemiddelde fondsbeheerder.

Hierop antwoordde 75% dat zij zichzelf beter vonden dan gemiddeld. Een ander onderzoek van Stotz en Nitzsch onder analisten geeft hetzelfde beeld: 68% van de analisten denkt dat hij beter is dan collega’s in het voorspellen van bedrijfswinsten, terwijl dit percentage voor het afgeven van correcte koersdoelen uitkomt op 61%.

Overmoedige beleggers zijn slechte beleggers
Uit onderzoek van Dunning blijkt echter dat de slechtste beleggers het meeste vertrouwen in eigen kunnen hebben. Dit laat duidelijk zien dat deze overmoedige beleggers niet bekwaam zijn, maar dit alleen zelf niet beseffen of willen beseffen. De toename van het zelfvertrouwen vertaalt zich voornamelijk in een groter geloof in het eigen vermogen om goede voorspellingen te doen. Uit onderzoek van Torngren en Montgomery blijkt dat juist deze twee zaken een negatieve correlatie kennen: beleggers met minder vertrouwen in eigen kunnen hebben een hogere voorspellingskracht dan beleggers die veel vertrouwen hebben in eigen kunnen (en dus overmoedig worden).

De oorzaak van dit grote zelfvertrouwen komt door een tweede probleem: de illusie van kennis, waarover ik eerder schreef. Hoe meer iemand denkt te weten, des te groter het vertrouwen in zijn eigen kunnen en des te zekerder hij wordt van zijn eigen bekwaamheid om goede voorspellingen te doen. De realiteit is echter dat de kans dat hij verrast wordt door de daadwerkelijke uitkomst van een door hem gedane voorspelling groter wordt dan verwacht zou mogen worden.

Selectief geheugen
Ondanks de haast onvermijdelijke teleurstellingen blijft het geloof in eigen kunnen gehandhaafd, doordat beleggers een selectief geheugen lijken te hebben. Men herinnert zich vooral de goede prestaties en vergeet de slechte prestaties of drukt die weg. Stel uzelf maar eens de vraag wat uw rendement over 2019 is geweest. Grote kans dat u uzelf te hoog inschat.

Het gevolg van overmoedigheid is dat beleggers denken dat zij informatie beter kunnen interpreteren dan de gemiddelde belegger en dus ook in staat zijn om superieure beleggingen te selecteren. Dit leidt tot een toename van handelsactiviteit, waarmee beleggers van hun eigen kwaliteiten willen profiteren en bereid zijn om meer geconcentreerde portefeuilles aan te houden. De realiteit is echter dat overmoedigheid (vaak in combinatie met optimisme) leidt tot verrassingen.

Efficiënte markttheorie
De reden dat beleggers aan voorspellingen vasthouden kan volgens Montier worden verklaard vanuit de efficiënte markttheorie. Deze theorie stelt dat de markt per definitie efficiënt is en dat nieuwe informatie direct wordt verwerkt in de koersen. In een ideale wereld waarin alle beleggers toegang hebben tot alle informatie en deze op dezelfde wijze interpreteren en hier ook rationeel naar handelen zou het niet mogelijk zijn om outperformance te realiseren.

Dit verandert wanneer deze aanname wordt losgelaten. Dit betekent dat beleggers dan op basis van unieke informatie of een betere interpretatie van (algemene) informatie outperformance kunnen realiseren. Unieke informatie kan onder andere verkregen worden door het doen van goede voorspellingen.

Anker is noodzakelijk
Een andere reden voor het handhaven van voorspellingen is de wens van beleggers om een richtpunt te hebben. Zonder voorspelling of verwachting voelen beleggers zich stuurloos en onzeker. Het geven van een richtpunt, hoe onwerkelijk dat ook mag zijn, is een psychisch anker dat dient als rechtvaardiging voor een beleggingsbeslissing.

De grote vraag is nu of het wel zo verstandig is om voorspellingen centraal te stellen in een beleggingsproces als beleggers er zo slecht in zijn en door optimisme en overmoed hun eigen capaciteiten continu overschatten. Montier betoogt dat analisten niet voor niets analisten heten en niet voorspellers. Ze kunnen daarom beter worden gebruikt om het heden te analyseren en te begrijpen wat dat betekent voor de toekomst, in plaats van met valse ankers te komen waar beleggers zich aan vast kunnen klampen.

 

Lees ook eerdere columns van Jeffrey Schumacher:

- Deze fondsen staan bij Morningstar op de radar

- De illusie van kennis

- Inzicht in interconnectiviteit van groot belang

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Jeffrey Schumacher, CFA  is fondsanalist bij Morningstar Benelux

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten