Staatsobligaties: rennen naar de uitgang

Met het oog op de Morningstar Awards 2012 kijkt analist Jeffrey Schumacher dieper naar de genomineerde staatsobligatiefondsen.

Jeffrey Schumacher, CFA 13 maart, 2012 | 8:21
Facebook Twitter LinkedIn

Van het doorgaans zo rustige en stabiele universum voor overheidsobligaties was in 2011, in navolging van 2010, geen sprake. De hoogste kredietwaardigheid, de Tripple A status, bleek voor een aantal landen toch niet zo vast als voorheen werd gedacht en het begrip ‘risicovrij rendement’ kreeg door de reeks verlagingen van de kredietwaardigheid van diverse landen een nieuwe dimensie. Risicovrij rendement, zo blijkt nu wel, bestaat simpelweg niet.

De schuldencrisis, die zijn oorsprong kent bij de slechte boekhouding van de Griekse overheid, heeft zich in 2011 verder verspreid over de Europese landen. Via Portugal, Ierland, Italië en Spanje kwamen de eurolanden één voor één onder druk te staan. Beleggers zochten massaal hun toevlucht naar veilig geacht overheidspapier van o.a. Nederland, Duitsland en Scandinavische overheden. Hierdoor daalde het rentepercentage op staatsleningen van deze landen naar historische dieptepunten. Aan de andere kant van het spectrum stegen de rentes op staatsleningen van de PIIGS naar recordhoogten, waarbij de algemeen beschouwde kritische grens van 7 procent op 10-jarige leningen ruimschoots werd gepasseerd. Een klassiek voorbeeld van een ‘flight to quality’.

Maar ook de sterkere eurolanden kwamen gedurende 2011 onder druk te staan. In december zette S&P voor 15 euro-landen de outlook op negatief, wat in januari 2012 resulteerde in het verliezen van de AAA status voor Frankrijk. Zelfs aan de houdbaarheid van de hoogste kredietwaardigheid van Duitsland en Nederland wordt door sommigen getwijfeld. In het verlengde hiervan zijn er zorgen om de kwaliteit en de omvang van het EFSF, het Europese noodfonds waarin de sterkste eurolanden een cruciale rol spelen.

Instabiel
Beleggers leefden in 2011 van steunpakket naar ECB interventie, terwijl de banken massaal hun liquiditeiten stalden bij de centrale bank uit gebrek aan onderling vertrouwen. Kortom, de financiële markten in 2011 laten zich samenvatten als zeer instabiel, waarin beleggers veiligheid boven alles stelden en hun kapitaal lieten schuilen bij de sterkste overheden.

Deze omstandigheden maakte het voor actief beleggende obligatiefondsen die investeren in schatkistpapier moeilijker om rendement te genereren. De beheerkosten vormden een nog grotere horde om een goed rendement te realiseren dan in normale marktomstandigheden. De fondsen in de categorie Obligaties Euro Overheid behaalden in 2011 gemiddeld een rendement van 2,90 procent.

Alle genomineerden wisten in 2011 een hoger rendement te halen dan het categoriegemiddelde. Robeco Euro Government Bonds behaalde in 2011 een rendement van 4,70 procent, terwijl Delta Lloyd L Bond Euro een rendement van 5,40 procent liet optekenen. KBC Obli Euro behaalde van de genomineerden het beste resultaat in 2011, namelijk een rendement van 7,81 procent. Of dit voldoende is om de Award in de wacht te slepen zal blijken op 21 maart.

De genomineerden (in alfabetische volgorde):
Delta Lloyd L Bond Euro: dit fonds belegt voornamelijk in staatsobligaties, waarbij de portefeuille per januari 2012 voor 86 procent belegd is in obligaties met een AAA rating. Grote posities zijn te vinden in Nederland, Oostenrijk, Duitsland en Finland. Naast staatsobligaties kan het fonds ook beleggen in obligaties van aan overheden gerelateerde organisaties zoals de Nederlandse Waterschapsbank. Momenteel wordt 38 procent van de portefeuille in deze categorie belegd. De duration van de portefeuille is 6,12. De defensieve, behoudende insteek van het fonds heeft het geen windeieren gelegd. In 2010 en 2011 heeft het fonds duidelijk beter gepresteerd dan de categorie en belandde het in het bovenste kwartiel.

KBC Obli Euro: voor dit fonds staat veilgheid voorop. Het belegt momenteel uitsluitend in obligaties met een AAA rating. Waar het fonds gedurende 2011 nog obligaties van o.a. Nederland, Frankrijk en Oostenrijk in de portefeuille had opgenomen, belegt het per februari 2012 uitsluitend nog in Duits staatspapier. Naast obligaties heeft het fonds de mogelijkheid de positionering aan te passen met behulp van futures. In 2010 en 2011 zette het fonds een sterke prestatie neer door in het topkwartiel te eindigen. In 2009 was het fonds duidelijk minder succesvol met een classificering in het 89ste percentiel.

Robeco Euro Government Bonds: Dit fonds neemt iets meer risico dan de andere genomineerden, wat terug is te zien in de gemiddelde kredietkwaliteit van AA. Het fonds kent sinds 2010 een nieuwe hoofdbeheerder, maar dat heeft het proces en de besluitvorming niet veranderd aangezien Robeco voor dit fonds een team-aanpak hanteert. Het proces was voornamelijk gefocust op duration, maar de schuldencrisis maakte landenallocatie belangrijker. Per februari 2012 heeft het fonds posities in schuldpapier van diverse Europese overheden, variërend van het veilig geachte Nederlandse en Duitse papier tot aan het wat risicovollere Spaanse en Italiaanse schatkistpapier. De prestaties zijn sinds 2009 stapsgewijs beter geworden, wat het fonds in 2011 in het bovenste kwartiel bracht.


Lees ook
Genomineerde beleggingsfondsen Morningstar Awards 2012 (per categorie)

Genomineerde beleggingsfondsen Morningstar Awards 2012 (per fondshuis)

Genomineerde fondshuizen Morningstar Awards 2012

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Jeffrey Schumacher, CFA  is fondsanalist bij Morningstar Benelux

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten