Pensioenfondsen moeten beleggen, u mag

Het Nederlandse pensioensysteem kraakt in haar voegen na het slechte beursjaar 2008.

Freddy van Mulligen 28 januari, 2010 | 12:23
Facebook Twitter LinkedIn

Zelfs na het prachtige herstel van 2009 vindt de meerderheid van de Nederlanders dat pensioenfondsen niet zouden moeten beleggen.

Het Nederlandse pensioensysteem is gebaseerd op drie pijlers. De overheid biedt een basisvoorziening (AOW), daarnaast zijn er bedrijfs(tak)pensioenen en tenslotte kunt u zelf ook nog sparen of beleggen (en verzekeren). Dat laatste zou meer op moeten leveren (maar niet in de laatste tien jaar). Gezien het feit dat Nederlanders vinden dat pensioenfondsen niet mogen beleggen, zullen ze dat zelf ook wel niet doen.

Het systeem van pensioenfondsen, de genoemde tweede pijler, heeft belangrijke voordelen. Het eerste is dat het goedkoop is. Pensioenfondsen opereren efficiënt en de kosten voor vermogensbeheer zijn vaak maar een fractie van wat u bij een private bank kwijt zou zijn voor dezelfde beleggingsportefeuille. Het andere voordeel is dat er een mooie mix is tussen solidariteit en individualiteit. U bouwt slechts pensioen op als u bij een aangesloten bedrijf werkt, maar vervolgens moeten werkenden en gepensioneerden, bedrijven en deelnemers er samen uitkomen en kunnen ze de risico’s door de tijd spreiden.

Het pensioensysteem heeft een aantal kwetsbare kanten, die het moet overwinnen om te blijven bestaan. Het eerste is dat een slecht beleggingsjaar of een rentedaling zoals in 2008 het systeem op springen zet. We dachten dat het systeem met kapitaaldekking veiligheid bood, maar de dekkingsgraad blijkt een papieren zekerheid want kan makkelijk halveren. Er zijn twee manieren om hier mee om te gaan. Een belegger zal er zich niet te veel van aantrekken omdat hij weet dat er betere tijden komen. Een alternatief wat veel duurder is en nog niet zo eenvoudig is om enkel te sparen.

Pensioenfondsen hebben ten tweede een imagoprobleem. Het zijn professionele instellingen die serieus met geld omgaan, maar uiteindelijk is het door allerlei factoren (inclusief toezichthouders) onduidelijk of het goed komt voor toekomstige gepensioneerden. Met die onzekerheid kunnen Nederlanders steeds slechter omgaan en ze zetten vraagtekens bij pensioenfondsen.

Een derde probleem is de rigiditeit van het systeem terwijl we in ons privéleven wat frivoler worden. Wie vanaf 25 tot 65 of 67 bij dezelfde baas werkt, kan rekenen op een toereikend pensioen. Wie meerdere malen scheidt, van baan wisselt, in het buitenland werkt of werkpauzes neemt, heeft minder zekerheid in het leven.

Een vierde probleem is gebrek aan transparantie. Er zijn jaarverslagen en pensioenbrieven met factor A, maar uiteindelijk heeft de gemiddelde deelnemer nauwelijks een idee wat er binnen een pensioenfonds gebeurt en ook niet hoe hij of zij ervoor staat.

In plaats van dat pensioendeelnemers bepaalde aanspraken krijgen, zullen we meer en meer naar een systeem gaan dat de deelnemers een premie krijgen van werkgevers en die naar eigen inzicht kunnen inzetten voor een pensioenregeling, zonder directe aanspraken (defined contribution). Dit systeem heeft voordelen, bepaalt werknemers meer bij een pensioen, maar er worden ook heel veel risico’s overgeheveld vanuit de collectiviteit naar de individuele deelnemers want je kan niet aankloppen bij overige deelnemers, gepensioneerden of de werkgever.

Pensioen blijft een onderwerp de komende jaren. Toezichthouders moeten zich afvragen of ze niet te streng zijn als het gaat om dekkingsgraden en pensioenfondsen moeten hun gevoeligheden beter in kaart brengen en beter communiceren. U moet zich meer gaan bezighouden met uw eigen pensioen en overwegen om ook zelf te gaan beleggen voor de oude dag.

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Freddy van Mulligen  .

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten