Analyse: welke fondseigenschappen beleggersgeld aantrekken

Uit een kwantitatieve evaluatie blijkt waarom sommige fondsen geld van beleggers aantrekken en andere niet. De statistische analyse is gebaseerd op wereldwijde verkoopgegevens voor fondsen van Morningstar en vergelijkt de trends in de verschillende wereldwijde markten. Kosten, performance, ratings, alles.

Ali Masarwah 08 december, 2015 | 11:57
Facebook Twitter LinkedIn

Dat rendementen uit het verleden, distributievergoedingen en de persoon van de fondsbeheerder belangrijk zijn voor de verkoop is een uitgemaakte zaak voor adviseurs en vermogensbeheerders. Op basis van de maandelijkse verkoopgegevens voor fondsen, die wij sinds 2008 voor de hele branche verzamelen, komen wij ook telkens opnieuw tot conclusies over het spoor dat het geld van de beleggers volgt. Nieuwe fondsen doen het goed in de verkoop, evenals fondsen met een Morningstar rating van 5 sterren. Dat beleggers (en ook ettelijke adviseurs) graag inzetten op goeroes, toont de extreem hoge instroom die producten zoals de mixfondsen Ethna Aktiv, Flossbach van Storch Multiple Opportunitieds en Carmignac Patrimoine aantrekken. Vooral als ze enige tijd goed hebben gepresteerd.

Statistici doen nogal laatdunkend over zo veel kwalitatieve analyse en eisen harde bewijzen. Onze kwantitatieve analisten in Chicago komen aan deze wens tegemoet. In het kader van een attributieanalyse hebben zij verschillende factoren die bepalend zijn voor de geldstromen geïdentificeerd en vergeleken met de door onze geschatte maandelijkse kapitaalstromen. Daarbij hebben ze naar veel verschillende factoren gekeken.

Autonome groei als afhankelijke variabele

Hierbij stond niet de nettokapitaalstroom centraal, maar de groeidynamiek van de fondsen. De door ons berekende autonome groei corrigeert veranderingen in het fondsvermogen in een specifieke periode voor de performance-component, om te komen tot de "echte" nettoverkopen. De autonome groei werd in het onderzoek gedefinieerd als de afhankelijke variabele. Vervolgens werden ruim 20 onafhankelijke variabelen bepaald. Daarna werden maandelijkse doorsnede-regressies bepaald, om de invloed van deze afzonderlijke variabelen op de kapitaalstroomdynamiek te isoleren en te kwantificeren. Hierbij werden de meetresultaten gestandaardiseerd (in de statistiek heet dat Z-transformatie), om ze met elkaar vergelijkbaar te maken.

In het onderzoek werden de drie grote fondsgroepen meegenomen: aandelenfondsen, vastrentende fondsen en mixfondsen. We maakten gebruik van wereldwijde fondsgegevens. De Europese gegevens zijn te vinden in de groepen "Europa" en "Cross-Border". Deze tweedeling werd uitgevoerd omdat zogenaamde icbe's, waar de meeste fondsen in Europa onder vallen, niet alleen in Europa maar ook wereldwijd worden verkocht. Grensoverschrijdende producten worden doorgaans in de grote productielocaties Luxemburg en Dublin opgezet. In het onderzoek werden geen ETF's meegenomen.

Goedkoop is goed? "Ja", zegt men in de VS, en "maakt niet uit" in Europa.

Laten we eens naar de belangrijkste resultaten kijken. Allereerst een heel duidelijke maar toch verrassende conclusie. Voor de dynamiek van de kapitaalstromen spelen in de VS de kosten een grote rol, maar dat geldt niet voor Europa. Uit ons onderzoek blijkt dat dure fondsen in de VS een omgekeerd evenredige autonome groei kennen: hoe hoger de kosten, hoe zwakker de dynamiek van de kapitaalstromen. Zoals uit onze gegevens blijkt, stroomde tussen 2003 en 2015 93% van het kapitaal naar het fondskwintiel met de laagste kosten.

In Europa is dit niet zo. Hier spelen de fondskosten geen rol in de verkoop. Beleggers letten dus bij actief beheerde fondsen niet zozeer op de kosten. Veel fondsvertegenwoordigers zijn hier misschien blij mee, maar het moet beleggers te denken geven.

Grafiek: In de VS spelen de kosten een grote rol bij de verkoop, in Europa niet

Nog een conclusie: Fondsen die bij de effectenselectie rekening houden met ethische, maatschappelijke en milieucriteria, spelen vooral bij grensoverschrijdend verkochte Europese producten, en in mindere mate, in de VS een belangrijke rol, maar veel minder in de andere Europese fondsvestigingslocaties. (Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen door de fondsen toegepaste negatieve screening, positieve criteria of activistische strategieën.)

Minder verrassend was het dat een 5-sterren rating van Morningstar ook een belangrijke factor is voor de kapitaalinstroom. Beneden gemiddelde ratings (1 en 2 sterren) en gemiddelde ratings (3 sterren) trekken minder kapitaal aan en met 5 sterren gewaardeerde fondsen trekken juist meer middelen aan. Het is hierbij interessant dat dit niet uitsluitend is gebaseerd op de resultaten uit het verleden. De alfa-factor, dat wil zeggen het extra rendement tegenover de referentie-index, is een andere variabele en deze werd afzonderlijk beoordeeld (ook hier was de uitwerking overigens duidelijk positief).

Ook een positieve Morningstar Analyst Rating ('Gold', 'Silver' of 'Bronze') trekt kapitaal aan. Hierbij is het logisch dat de marktafdekking van onze kwalitatieve analyses aanzienlijk geringer is dan de marktafdekking door de sterrenrating.  (Ter herinnering: de afhankelijke variabele was de relatieve autonome groei, niet de absolute kapitaalstroom.)

Grafiek: 5-sterren fondsen trekken het geld aan

Het is interessant om te zien dat ook nieuwe fondsen geld van beleggers aantrekken. Zoals uit ons onderzoek bleek, is er een omgekeerd evenredige verhouding tussen de ouderdom van een fonds en de groei ervan. Hoe langer het fonds al op de markt is, hoe trager de instroom. Deze conclusie kunnen we interpreteren aan de hand van (kwalitatieve) observaties. Vooral bij banken, en dit geldt in het bijzonder voor Italië en Spanje, waar life cycle fondsen enorm worden gepusht, gelden nieuwe fondsen als een zeer belangrijke factor voor de verkoop. Het is duidelijk dat deze factor ingaat tegen de (positieve) sterrenrating, omdat een rating pas wordt toegekend na een fondshistorie van minimaal drie jaar. Hetzelfde geldt overigens ook voor de staat van dienst van de fondsbeheerder. Hoe langer deze is, hoe positiever de uitwerking op de kapitaalstroomdynamiek.

Het is intuïtief eenvoudig te beredeneren dat grote fondsen niet zo snel groeien als fondsen met een klein volume. De stap van 100 miljoen naar 200 miljoen is veel sneller gezet dan de verdubbeling van het vermogen van een fonds met een omvang van 10 miljard.

Grafiek: Ouderdom en omvang zijn geen bescherming tegen uitstroom.

Het volledige onderzoek: What Drives Investment Flows? vindt u hier

- Lees meer op: http://www.morningstar.de/de/news/144481/%e2%80%9ewas-hat-er-was-ich-nicht-habe%e2%80%9c.aspx#sthash.xdd2LIR4.dpuf

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Ali Masarwah

Ali Masarwah  Ali Masarwah war von 2011 bis Frühjahr 2021 als Chefredakteur für die deutschsprachigen Anleger Websites von Morningstar verantwortlich

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten